GeenNieuws

Overpeinzingen naar aanleiding van de actualiteit in de regio

zondag 30 september 2007

De plaag

Nou is de mais weer ziek. Het is ook altijd wat met die boeren. Vroeger liepen ze nog wel te hoop tegen Brussel of tegen burgers die het waagden in hún stankcirkel een huisje te kopen. Tegenwoordig lijkt de boer nog maar één natuurlijke vijand te hebben: de plaag. Geen wonder dat ze geen tijd meer hebben om in de dancing naar een meisje te gaan hengelen. De boer heeft het te druk met ziektebestrijding. Sinds de varkenspest een spoor van vernieling trok door de regio, kom je geen boerenerf meer op. Overal dichte slagbomen. Behalve in de aspergetijd dan. Boeren en varkens worden knorrend vet. Maar zo langzamerhand geloof ik oprecht dat we medelijden met de boer moeten gaan krijgen. Is het geen varkenspest, dan is het wel mond- en klauwzeer. Trekt de veearts eens niet de diagnose 'gekkekoeienziekte' dan blijkt de blauwtong zich ineens een vaste plek in het boerenlandschap te hebben verworven. Met dank aan de knut. En dan nu de mais. De bladvlekkenziekte gaat het voergewas snel en meedogenloos te lijf. Het is nog geen ramp, maar als we de deskundigen mogen geloven zal de plaag, gesteund door het warmere klimaat, zich definitief nestelen in onze bodem. Onder ons gezegd: zo heel erg vinden wij al die plagen niet. Per slot van rekening vult het de kolommen lekker. En ook u lijkt er geen genoeg van te kunnen krijgen. Onze beroepsgroep vreest eigenlijk maar één plaag, die, in een bepaalde tijd van het jaar, tot een ware ramp kan uitlopen: komkommerrot.

De Gelderlander, 27 september 2007

dinsdag 11 september 2007

Cross

De geur van olie. De kluiten die je om de oren vliegen. De modder waarin je voeten wegzakken. De walm van patat. De Brabantse tongval in vele variaties. De vrouwen op tuinstoeltjes bij de caravan. De zoontjes van acht die bijna omvallen als ze de helm van papa even op mogen zetten. Leer dat blinkt in de zon. Maar bovenal: het geluid. Sommige mensen houden niet van motorcross. Vooral vanwege dat geluid. En als je ergens een hekel aan hebt, mag je dat overlast noemen. Prompt komt de overheid met decibelnormen om die overlast te beteugelen. Sport doet me niets, maar voor die kleurige bromvliegen die over de schans vliegen, heb ik een zwak. Al zul je me zelden aantreffen op het circuit. Ik heb het niet nodig. Als ik mijn raam openzet en het nijvere bijenvolk in de verte hoor zoemen, dan daalt er zacht een wolk van tevredenheid over me heen. Dan komt de geur van olie als vanzelf terug. Het bijenvolk klinkt steeds minder vaak. Anti-crosssers winnen terrein en de overheid trekt de teugels aan. De Boxmeerse club heeft van de week een wedstrijd af moeten gelasten omdat ze de geluidsmetingen niet kunnen betalen. Elke club kampt met hetzelfde probleem: de mooi aangelegde terreintjes mogen niet gebruikt worden, zelfs niet voor een of twee wedstrijden per jaar. Dat het tot gevolg heeft dat de stoere jongens op zondagmorgen hun toevlucht nemen tot de paadjes in het bos, dat wordt maar even over het hoofd gezien. Als het crossgeluid straks voor eeuwig is gedempt, resteert alleen nog de herrie van het jaarlijkse gehandicaptenkonvooi. Maar dat zal ik wel geen overlast mogen noemen.

De Gelderlander, 6 september 2007