GeenNieuws

Overpeinzingen naar aanleiding van de actualiteit in de regio

donderdag 13 november 2008

Cuijk

Vortum-centrum rechtsaf. Dat stond er jaren geleden eens op een bordje geschreven bij de ingang van het dorp. Er werd gewerkt aan de weg en de automobilist moest worden omgeleid. Wie naar 'Vortum-zuid' moest, werd een andere kant op gestuurd. Vortum-Mullem is zo klein dat het niet eens windrichtingen heeft. Het centrum is noord en zuid en oost en west tegelijk. Zelfs een doofstomme blinde kan er niet verdwalen. Dus moest iedere passant destijds op zijn minst glimlachen om deze onbedoelde stadse allures. Ik moest aan die allures denken toen Cuijk deze week, voor het eerst, een stadsgesprek hield. Een nieuw soort inspraakavond, bedoeld om de burger wat meer bij de besluitvorming te betrekken. "Cuijk is helemaal geen stad", zei een van de bezoekers. "Het is een dorp. Misschien wat uit de kluiten gewassen, maar toch. En Cuijk moet vooral een dorp blijven!" Toch vind ik Cuijk een stadje. Zeker als Grave en Gennep dat etiket mogen dragen. Dat in de middeleeuwen een zatte leenheer een keer een handtekening zette op een stuk perkament, daar kan ik in 2008 weinig mee. De nazaten van Romeinse brugwachters hebben ondertussen niet stil gezeten en Cuijk heeft zich met baksteen en specie allang verlost van de beknelling tussen spoorlijn en rivier. Toch lachen mijn collega's die Maasstadje Grave en Niersstadje Gennep op de voet volgen, altijd schamper als ik heel af en toe per ongeluk expres uitglijd op mijn toetsenbord en 'stadje' tik als ik het over Cuijk heb. "Fout! Wíj hebben stadsrechten. Jíj niet!", roepen ze dan in koor. En met zijn tweeën storten ze zich op mijn delete-toets.

Chambrettes

Chambrettes. Ik had er nog nooit van gehoord, laat staan erin geslapen. Maar dat bleek dus te kunnen en je hoefde er niet eens voor naar Frankrijk. Ze waren te vinden in Stevensbeek, op de bovenverdieping van wat begin jaren zeventig al een inmiddels gesloten internaat was. Daar maakte ik voor het eerst kennis met het dure woord. En leerde al snel dat een chambrette niet veel meer was dan een bed, van andere bedden afgescheiden door wat bordkarton en een gordijn. Spreek 'chambrette' hardop uit en je hoort iets warms klinken. De werkelijkheid was anders: kil en zonder privacy. Gelukkig duurde mijn verblijf maar een paar dagen en nachten. De school had ons op werkweek gestuurd. En aangezien het niet te duur mocht zijn, werd het Stevensbeek. Het tehuis stond toch leeg. Overdag doodden wij de tijd met verantwoorde gezelschapsspelen over de derde wereld; een wereld die toen nog overzichtelijk was want iederéén was er arm. Jaren later hoorde ik dat pater W. en andere broeders die het internaat bestierden tussen de chambrettes en op de jongensslaapzalen een ander kruis hadden gediend dan dat van de kerk van Rome. Eymard Ville wordt gesloopt, zo besloot de gemeente deze week. Misschien maar goed ook. Op internet zie je dat bij nogal wat internaatbewoners van toen de nare herinneringen aan Eymard Ville de mooie overschaduwen. Dus slopen maar. Dat een groep reünisten van de gemeente Sint Anthonis niet nog een laatste kijkje in het gebouw mag nemen, is echter onbegrijpelijk. Is er nog meer wat het daglicht niet verdraagt?