De Stip
Vijftien waren we. Zestien hooguit. En we wilden biljarten. Biertje op de rand, shaggie in het bekkie, een oog half dicht geknepen, turend langs de keu. Maar geen enkele kastelein vertrouwde zijn gekoesterde biljartlaken aan ons beginnelingen toe. Op één na: die van De Stip.
Het was de fietstocht van Boxmeer naar Sambeek wel waard, tijdens de godsdienstlessen die we dachten wel te kunnen missen (sorry Ad). Meestal waren we op zo'n middag de enige gasten bij Ine van De Stip. Wij hadden haar weinig te vertellen, zij ons nog veel minder. Wij zeiden goedendag, bestelden elk één pilsje en togen naar het oude, vertrouwde biljart. En dat wij de hele middag op dat ene pilsje teerden, ach, daar zat Ine niet mee.
Het ging gelijk op tussen mij en mijn maatje. Dan won hij, de volgende keer ik. Maar na een paar maanden ging zijn moyenne ineens met flinke stappen omhoog. Op weg naar huis moest ik het er toch eens over hebben. "Hoe komt het dat jij ineens zo goed bent? Ga jij soms stiekem vaker naar De Stip?" Na wat aandringen kwam het hoge woord eruit: zijn pa had thuis een biljart geïnstalleerd. Mijn maatje oefende dagelijks. Vanaf die dag werden onze bezoekjes aan Sambeeks mooiste café zeldzamer.
Sinds maandag is De Stip voorgoed gesloten. Ik ben blij dat ik niet zo lang geleden op passende wijze afscheid heb genomen. Na een avondje Lindefeesten zakten we af naar De Stip. Op het biljart lag een houten blad, er boven hing een discobal en daartussen swingden twee meisjes. Ik bedacht me geen moment en klom ook op het biljart. Ine zag het gebeuren en ik zag dat het goed was.