Straatlantaarn
Ik heb de lamp wel eens kapot willen trappen. Van de straatlantaarn voor mijn huis, bedoel ik.
Ik hoor het de makelaar nog zeggen, toen ik destijds met hem door het huis liep. "De lantaarnpaal voor het huis brandt als enige in de straat de hele nacht. Dat moet toch een veilig gevoel geven, als die dochters van u thuiskomen."
Nou.
Vlakbij de paal staat een bankje. En naast dat bankje staan een schommel, een draaiding en zo meer. Een gezellig plekje met een grote aantrekkingskracht.
Da's fijn. Da's levendig. De vrolijke geluiden van een bankje overdag. Kinderstemmetjes, kleppende moeders, klagende opa's.
Maar 's avonds en 's nachts, als die lamp als enige in de straat brandt, is de aantrekkingskracht van dat plekje er niet minder om.
De vrolijke geluiden van een verlicht bankje in de nacht. Kedoeng kedoeng kedoeng, klerelijer!, kankerlul!
Jongelui met ghettoblasters, zakjes wiet en luide stemmen.
Soms houden ze me uit de slaap. En dan wil ik wel eens naar buiten. Alleen maar om die lamp kapot te trappen. Maar is het niet mijn vrouw, dan is het wel een stemmetje in mijn hoofd dat steeds net op tijd zegt: waar hing jij rond toen je zestien was?
Wij hadden geen burgemeesters die een blowverbod instelden. En samenscholingen van meer dan één jongelui waren toen nog niet verboden. Gelukkig niet.
En in dat gelukzalige besef pak ik mijn hoofdkussen en verstop mijn oren zo diep mogelijk daaronder. En berust in mijn lot: wonen op het enige plekje in de straat waar de straatlantaarn de hele nacht brandt.
De hele nacht.
De Gelderlander, 5 juli 2007
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage